In de periode vanaf 11 maart tot en met 5 mei wordt er wekelijks in het Carillon een verhaal van de eerder genoemde verhalenvertellers geplaatst


Het verhaal in het Carillon van 5 mei 2021 is posthuum het verhaal van 

de heer Jo Middelkoop. 

Helaas in 2020 overleden...


 

Ik ben Jo Middelkoop, geboren in 1934. Ik woon in Lage-Zwaluwe, dat ligt in de Provincie Noord-Brabant, vlak bij de Moerdijkbrug en tegen de Biesbosch aan. Dit feit zal meerdere malen in mijn verhaal terug komen omdat het juist die plek is waar mijn verhaal over gaat, de Moerdijkbrug.

Ik kom uit een gezin van zes kinderen, drie jongens en drie meisjes, geboren tussen 1931 en 1942. Mijn vader was boer en paardenhandelaar. We woonden in de polder dicht bij de Moerdijkbrug. Het leven op de boerderij was toen heel anders dan nu.

We waren bevoorrecht, we hadden een onbezorgde jeugd, hadden de ruimte om te spelen en altijd buiten in de natuur. 

Ik vertelde al dat we in de polder woonden, zo’n 5 km buiten Lage-Zwaluwe, toen ik geboren ben was er nog geen Moerdijkbrug en geen A16. Er was wel een spoorbrug over het Hollands Diep tussen Zuid-Holland en Brabant. Ook was er een station Lage-Zwaluwe, wat bij ons in de polder lag en een spoorlijntje vlak bij onze boerderij naar ‘sHertogenbosch, het Bossche lijntje.

Eigenlijk was in de oorlog het dorp Moerdijk, ook op 5 km afstand van onze boerderij veel belangrijker. Het dorp Moerdijk lag aan het Hollands Diep, daar was de Pont, de Spoorbrug en later de Moerdijkbrug, gebouwd in 1936, daar was een Marinehaven en de marechaussee  kazerne. Het dorp Moerdijk was een strategisch punt tijdens de mobilisatie en de oorlog .

In 1939 kwam de mobilisatie, de Duitsers probeerden grondgebied in Nederland te veroveren. In de Noord-Zuid verbinding was Zuid -Nederland rond de Moerdijk strategisch van groot belang. De Hollandse soldaten hadden rond de Moerdijk luchtafweer geschut gezet en er liep een defensie weg dwars door ons land naar de Moerdijkbrug om zo snel mogelijk naar Rotterdam te kunnen. Want bij Gorkum en Willemstad was geen brug.

Door de Hollandse soldaten werd een grote tent bij onze boerderij gezet voor het onderkomen van soldaten, de officieren kwamen bij ons in huis en mijn moeder moest voor het eten zorgen. Ook werden soldaten bij burgers ondergebracht.

In die tijd kwamen regelmatig schaapherders op ons erf die met 

Hun kuddes vanuit Den Bosch over de verlaten dijk bij onze boerderij langs trokken. Een keer kwam er een schaapherder alleen, vader gaf hem een paar boterhammen mee. De volgende morgen vond hij de boterhammen in het weiland terug, de schaapherder was een Spion, die heel het gebied in kaart had gebracht. Op een gegeven moment vertrok alles van de boerderij inclusief het afweergeschut richting Moerdijkbrug. Enkele dagen later, 10 mei 1940 zal ik nooit vergeten. De Duitsers vielen met Parachutes uit de lucht. Het gebied rond de Moerdijk werd Spergebied, bezet gebied, zo ook onze boerderij. Alles wat los en vast zat werd uit de boerderij gehaald, wij vluchten naar Lage-Zwaluwe en toen verder naar Made. Het was angstig, alles rondom werd gebombardeerd.

 

De oorlog van 1940-1945 was begonnen. De zogenaamde Hollandse soldaten in 1939 bleken Duitsers te zijn , spionnen die de weg vrij hadden gemaakt voor de bezetting.

De Duitsers groeven loopgraven onder de grond naar Moerdijk, richten versperringen op en groeven een tankval kris kras door onze polder van Lage-Zwaluwe naar Moerdijk rond de Moerdijkbrug. Dus er was heel veel werk te verzetten rond de Moerdijk. Vandaar het Joden Werkkamp in Moerdijk. Zie boekje De Burt .

Ik ging in die tijd naar de lagere school in Moerdijk, ik kwam dan de Joden in hun gestreepte pakken, kaal geschoren en vaak met slecht schoeisel of op blote voeten tegen. Ze kwamen met de trein van uit Kamp Vught naar station Lage-Zwaluwe en vandaar te voet naar Moerdijk. Als het slecht weer was mochten ze schuilen in de boerderij van onze buren. Als kind was ik daar dan ook, want we hadden niet veel school. 

 

Mijn eigen persoonlijke ervaringen.

Ik was 5 jaar toen de oorlog begon. Zoals ik al vertelde, we woonden op de boerderij, waren altijd te vinden in de polder. In de oorlog gingen we weinig naar school, ik ging op de openbare school in Moerdijk. Maar de leraressen kwamen uit Holland, moesten over de brug komen wat lang niet altijd ging. We zaten midden tussen de soldaten, maar mochten niet met hun spreken, jammer want dan had ik nu de taal beter gekend.

Alles was verduisterd, geen elektriciteit, we moesten s’avonds binnen blijven, dagelijks werden de treinen beschoten, er lagen mijnen velden bij onze boerderij. Paarden werden gevorderd, koeien gestolen, vader werd bedreigd met een pistool op de borst als hij niet snel mee wilde werken om de paarden af te staan. Er waren veel bombardementen en beschietingen, altijd angst wat er nu weer zou gebeuren.

Op school hadden we geleerd hoe we op de grond moesten gaan liggen bij luchtalarm.

Het leven op de boerderij ging gewoon door , we hadden te eten, ik besef me nu dat mijn ouders niet wisten wat er gebeurde, het was bezetting, je probeerde zo goed mogelijk te leven. 

Onze boerderij is vernield begin van de oorlog, we zijn gevlucht en weer terug gekomen.

In 1944 Dolle Dinsdag kwam het gerucht dat de Engelsen in Antwerpen waren. Er werd paniek gezaaid, toen zijn we weer gevlucht, de Duitsers hadden onze boerderij in beslag genomen, de keuken was een slachterij geworden en is later door de bombardementen totaal verwoest. Het was chaos alom de Moerdijk van vluchtende mensen, burgers werden gevorderd met hun paarden om de Duitse soldaten over de brug ge brengen , naar Holland. Dan blazen de Duitsers op 5 november 1944 de Moerdijkbrug op.

Wij zijn meerdere malen vluchtelingen geweest , maar steeds terug kunnen komen en mijn vader en moeder hebben steeds weer de moed gehad om op te bouwen en door te gaan . Lage -Zwaluwe is een dijk dorp, waar onder de huizen kelders zijn, we hebben gedurende oorlog in vele van die kelders gezeten.

We zijn bevrijd door de Poolse soldaten 4/5 november 1944.

 

Wat wil ik door geven.

Ik heb jullie verteld wat ik als kind in de oorlog heb mee gemaakt. Ik heb tot mijn 70 ste levensjaar in de polder op de boerderij gewoond en gewerkt met de Moerdijkbrug als baken op de achtergrond.

Daar heb ik als kleine jongen de oorlog mee gemaakt, ben daar heel mijn leven aan herinnerd en besef dat ik ook in mijn onderbewust zijn alles opgeslagen heb. Ik merk ook dat als mensen bij ons op de boerderij kwamen en vroegen waarom er nog overblijfselen zijn van de bunkers bij de brug, dan begon ik te vertellen en had dan veel aandacht.

 

Het is goed dat er nog overblijfsels  van de verdedigingswerken in het gebied zijn , dat geeft de gelegenheid om er over te vertellen dat het nooit meer mag gebeuren.

Ik vertel dat we 3 keer vluchteling zijn geweest, ook in de watersnood van 1953, dat leven in vrijheid van levensbelang is, vele mensen op deze wereld zijn op de vlucht , leven in oorlog of er is zinloos geweld. Worden beroofd van hun leven, geld en goed , vaak door hebzucht, verraad, haat of jaloers te zijn. Ik heb dit in mijn Jonge jaren mee gemaakt. In mijn onderbewust  zijn wist  ik wat er gebeurde.

Ik denk dan nog vaak terug aan de Joden uit het werkkamp, weerloze mannen getekend in hun gestreepte pakken, die met hun kruiwagens voor een hopeloos karwei stonden in weer en wind. Ik realiseer steeds meer dat ik, al was ik nog zo klein, wat er ging gebeuren. Ik heb heel veel gezien  en opgeslagen en voor mij gehouden en ook niet verteld hoeft te worden. Ik begin steeds meer de geschiedenis te begrijpen waar het om gaat en dat wil ik jullie overbrengen. 

 

Dit mag nooit meer gebeuren.

Ik heb dit zelf met mijn familie moeten verwerken, er was toen geen hulp voor ons. 

Alleen de wijze les van mijn vader, kom jongens wij zijn er nog dat geeft kracht om door te gaan.

 

 

Dit is Jo zijn OOGGETUIGE verhaal.

Hij bracht zijn verhaal  met behulp van kaart materiaal, foto en oorlogstuig wat hij had gevonden in het land, hij vertelde over de geschiedenis, hij nam de leerlingen mee naar het verleden en bracht ze terug naar het heden.

Ook door de vele vragen die gesteld werden door de kinderen, kwam zijn verhaal tot leven.

Jo wilde doorgeven dat leven in vrijheid van levensbelang is.

 

Jo heeft zich met hart en ziel ingezet als gastspreker op de basis scholen, groep 7 en 8 zijn leeftijd in de oorlog.

 

Hij was in staat om op een heel pure en ontwapende manier in contact te treden met jongeren . Door als gastspreker te vertellen over zijn herinneringen en bijbehorende gevoelens heeft hij voor jongeren inzichtelijk gemaakt wat oorlog is, wat oorlog met een mens doet . Zo heeft Jo hen laten beseffen dat leven in vrijheid van levensbelang is.

Aldus een reactie vanuit het Steunpunt Gastsprekers WO-11 -Heden .

 

Waarom nu Gastsprekers in de klas? 

Door het vertellen van het persoonlijk verhaal kinderen te laten inzien wat een oorlog in een mensenleven teweeg kan brengen. 

Het persoonlijk verhaal, een OOGGETUIGE, kan alleen zijn eigen verhaal uitdragen. 

Dat verhaal kan hij op onvervangbare wijze met zijn emoties een beeld oproepen van het verleden. Dat haal je niet uit de geschiedenis boeken. 

 

Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO-11- Heden wil het bezoek van OOGGETUIGEN aan scholen stimuleren. Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO-11-Heden is ondergebracht bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. 

 

Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers bestaat al 20 jaar en er zijn ongeveer 250 Gastsprekers actief. Naast de “OOGGETUIGEN” van de eerste generatie, wordt de groep naoorlogse Gastsprekers steeds groter. 

Jo Middelkoop was een van de VOOROORLOGSE GASTSPREKERS. 

 

12 jaar geleden brachten mijn man Jo Middelkoop en ik een bezoek aan Kamp Westerbork, wat heel indrukwekkend was. Op het terrein van het Kamp liep een medewerkster van het museum met een klas schoolkinderen. 

Wij sloten ons daar schoorvoetend bij aan. Op een gegeven moment begon mijn man mee te vertellen over het Joods Werkkamp Moerdijk. Na afloop vroeg de medewerkster van het museum of mijn man zijn persoonlijk verhaal niet wilde vertellen op basisscholen , ze vroeg hem om mee te komen naar het kantoor en na enige aarzelingen was mijn man bereid zich daar voor in te zetten. Mijn man moest hiervoor een cursus volgen, gericht op het presenteren van het eigen verhaal en op het omgaan met eigen emoties en met emoties van kinderen in de klas. 

Tot vorig jaar januari is mijn man 10 jaar gastspreker geweest , als OOGGETUIGE ging hij naar de basisscholen , voor groep 7 en 8 vertelde hij zijn Verhaal  aan de hand van kaartmateriaal, scherven die hij gevonden had en beantwoorden heel veel vragen van de leerlingen. Hij heeft ongeveer 100 scholen bezocht in Noord-Brabant, Zuid-Holland en Utrecht. 

Verhaal uit het Carillon van 28 april 2021

De Bevrijding van Terheijden.

 

Een enorme knal 

In een poging de geallieerde opmars te stuiten, bliezen de Duitsers op maandag 30 oktober 1944 

de bruggen over het Markkanaal op. 

De boogbrug over het Markkanaal in de Bredaseweg werd om 5.00 uur in de ochtend opgeblazen. 

Het was een enorme knal. Deze brug was in 1942 hersteld van de opgelopen vernielingen in mei 1940. 

Op 12 maandag was Breda al bevrijd 

door de Eerste Poolse Pantserdivisie. 

Vanuit Turnhout (België) was deze divisie opgetrokken naar het noorden en had eerder Baarle-Nassau, Gilze en Dorst bevrijd. 

De Duitsers trokken zich terug naar het noorden, maar deden dat niet zonder slag of stoot, getuige het opblazen van de bruggen en hun actieve afweergeschut in de hoop zo de geallieerde opmars te vertragen. Een bevrijding die dus gepaard ging met veel schade en veel dodelijke slachtoffers.

 De  op 30 oktober 1944 opgeblazen brug in de Bredaseweg 

(foto afkomstig uit familiealbum familie Kock in Regionaal Archief Tilburg 2456015) 

 

Hotel, café, restaurant Hof van Holland van de familie Lievens ging op 3 november 1944 tijdens de beschietingen in vlammen op ( foto afkomstig uit familiealbum van de familie Kock  in Regionaal Archief Tilburg 2456004) 


<=  

De beschoten toren 

van de H. Antonius Abtkerk (parochiearchief Terheijden) 




 

Vanuit de kerktoren van Terheijden hadden de Duitsers goed uitzicht op de geallieerden maar de geallieerden wisten dat ze daar zaten. Op 30 oktober werd de kerktoren geraakt door een voltreffer. 

De Duitsers verlieten de toren, maar bliezen deze niet op , wat op andere plaatsen wel gebeurde , 

en nu werd de molen hun nieuwe uitkijkpost. 

De beschietingen van de kerktoren door de geallieerden gingen nog een tijd door, aangezien men niet direct op de hoogte was van het feit dat de Duitsers de toren verlaten hadden. 

Bij het Jagertje stond Duits afweergeschut opgesteld zodat de bewoners van Terheijden tussen twee vuren zaten, want het Duits afweergeschut werd beantwoord door geallieerd geschut. 

De bewoners van Terheijden zaten in kelders of in zelf gegraven schuilkelders in hun tuin. 

 

Op zaterdag 4 november 1944 trokken de Polen Terheijden binnen, de Duitsers hadden de molen die dag verlaten, maar vanuit De Laak kwam toch nog Duits geweervuur. Daar bleken nog 35 Duitse soldaten te zitten. 

De soldaten van de Eerste Poolse Pantserdivisie gebruikten Terheijden nu min of meer als uitvalsbasis van waaruit het richting Moerdijk ging , waar hevig strijd geleverd werd. 

 

Richting Moerdijk 

Richting Moerdijk kregen de Polen het zwaar te verduren , op 6 november 1944 werden vier soldaten 

van het infanteriepeloton Jagers van Vlaanderen soldaten bij ’t Hoekske  in Zevenbergschen Hoek getroffen door Duits afweergeschut. Luitenant Roman Stolarz , die aan het hoofd stond van het peloton, schrijft in zijn dagboek dat Jozef Plutowski, een van de vier, hevige bloedingen heeft die haast niet te stelpen zijn, maar spreekt ook van verloren ledematen en verwondingen in de buik. 

De vier zullen allemaal aan hun verwondingen bezwijken. 

In de nacht van 6 op 7 november werden zij op een brancard met een jeep naar de kerk van Terheijden gebracht. De aalmoezenier pater Grostowski , een Dominicaan , begeleidde hen. 

(Zevenbergschen Hoek was geëvacueerd vanwege hevige beschietingen). 

De ramen van de Terheijdense kerk waren kapot en de overleden soldaten werden op de brancards op de trappen van het altaar gelegd. Onder de brancards waren stenen gelegd. 

Er werd om de pastoor geroepen, maar deze kwam niet. De aalmoezenier deed nu de gebeden, zegende de gesneuvelde soldaten met wijwater en heilige olie. 

Deze heilige olie bewaarde hij in een mooi leren holster. 

Het identiteitsplaatje van de soldaten werd in tweeën gebroken, een deel bleef bij het lichaam en het andere deel was voor de militaire administratie. 

De volgende dag zijn de vier soldaten begraven in Ginneken, waar zij naast elkaar rusten tot op de dag van vandaag. 

 

Inkwartiering 

Men keek in Terheijden wel vreemd op dat de bevrijders geen Britten, Canadezen of Amerikanen waren, maar soldaten van de Eerste Poolse Pantserdivisie onder leiding van generaal Maczek. 

Hun eigen land was al in 1939 van twee kanten binnengevallen, vanuit het westen door de Duitsers en vanuit het oosten door de Russen. Via allerlei omzwervingen zijn de 16.000 leden van de divisie in Schotland terechtgekomen tot zij in 1944 via Normandië deelnamen 

aan de bevrijding van West-Europa. Van de Eerste Poolse Pantserdivisie zouden 1100 soldaten bij de bevrijding het leven laten en 3500 van hen zouden gewond raken. 

Bij de bevrijding van onze regio zouden zo’n 50 Poolse soldaten het leven laten. 

De soldaten waren in Terheijden ondergebracht -ingekwartierd- bij particulieren, maar ook in het patronaat en de Gouden Leeuw. Er ontstonden vriendschapsbanden, maar ook liefde bloeide op. 

Zes Poolse soldaten zouden uiteindelijk met een Terheijdense schone in het huwelijk treden. 

De kinderen op school leerden het Poolse volkslied en op veel plaatsen kon je het volgende lezen: 

Dziekujemy wam Polacy oftewel Wij danken de Polen. 

 

Voor uw en onze vrijheid 

Voor uw en onze vrijheid was het motto van de soldaten van de Eerste Poolse Pantserdivisie. 

De vrijheid was er voor ons in West-Europa al weer vanaf 1945, maar de vrijheid voor alle Poolse soldaten was nog ver zoeken, aangezien na de oorlog in Polen de communisten aan de macht kwamen en de strijders van de Eerste Poolse Pantserdivisie beschouwd werden als landverraders, want bondgenoten van het kapitalistische Westen. 

Teruggaan was in dit geval wel heel moeilijk. 

Velen van hen bouwden daarom hier aan hun toekomst. 

Voor hun vaderland Polen kwam de vrijheid pas op 4 juni 1989 

met de eerste vrije verkiezingen. 

 

Bronnen: 

Uit het dagboek van Roman Stolarz 

Van paardenwagen tot tank, oorlogsmemoires van generaal Maczek , 

In een bewerking van Jos van Alphen, John van Ierland en Thom Peeters, Breda 2019 

Johan van der Made en Drs. Jan Broeders: Mobilisatie 1939-1940 en Bevrijding 1944-1945, Terheijden 1994 

Soldaten van het 2e Gemotoriseerde Artillerieregiment (2 pułk artylerii motorowej)                                 onder commando van Luitenant-kolonel Karol Maresch ( privécollectie) 

 

Pierre Gruca, zoon van oud-strijder Eerste Poolse Pantserdivisie, Jozef Adam Gruca (1913-1978) 

Verhaal uit het Carillon van 21 april 2021

                                    “BEVRIJDING”                                                                                                      Bevrijdingsdag - 5 mei - komt er weer aan. Een dag voor velen om nooit te vergeten - om in ere te houden - zeker nu in deze crisistijd. Voor mijn ouders en mij heeft bevrijding een andere betekenis. Helaas hebben mijn ouders nooit bevrijding gekend, de pijnen zaten/zitten te diep en goede hulp was er niet. Zelf ken ik bevrijding van mijn emotionele erfenis, te maken met o.a. het vreselijke oorlogsverleden van mijn (groot)ouders... Toen ik terugkwam uit Zuid-Afrika, waar ik een tijd had gewoond en gewerkt met de lokale bevolking, moest ik weer helemaal opnieuw beginnen; huis vinden - inkomsten creëren - PT baan zoeken & bedrijf opnieuw opstarten. Ik was bijna 55 jaar! Zeker niet makkelijk en al helemaal niet op deze leeftijd, maar ik pakte mijn verantwoordelijkheden op. Inmiddels had ik m.i. voldoende levenservaringen opgebouwd en voelde dat het eerst de tijd was om mijn boek te schrijven. Het schrijven van dit autobiografische boek “Alles begint met DE EMOTIONELE ERFENIS van onze (voor)ouders, heeft het laatste stukje bevrijding in mijzelf opgeleverd. Dit, aangezien de (onverklaarbare) donkere wolk die jarenlang boven mijn hoofd hing, mede ten gevolge van mijn emotionele erfenis, nu is ‘verdwenen’. Hier bedoel ik mee dat ik van mijn open wonden littekens heb gemaakt en ik ze niet meer de overhand laat krijgen in mijn leven. In het kort is een emotionele erfenis, wat je naast fysieke kenmerken, erft van jouw (voor)ouders, zoals hun onverwerkte trauma ‘s en pijnen, die van generatie op generatie kan worden doorgegeven. Ik ben kleinkind van grootouders, die tijdens de WOII verkeerde beslissingen hebben genomen, waardoor meteen na de bevrijding in 1945, voor beide families de hel begon! Geen van allen hebben samengewerkt met de Duitsers, integendeel, maar aan moeders kant liet haar vader zich in de WOII naturaliseren tot Duitser vanwege een buitenechtelijke relatie en aan vaders kant bleven zijn vader en tante (niet actief) lid van de NSB uit economische overwegingen, met alle vreselijke gevolgen van dien. Meteen na de bevrijding in 1945 werden in totaal 6 personen uit beide families (vaders en moeders kant) geïnterneerd in kampen, waaronder mijn moeder als kind. In deze kampen gebeurde de meest vreselijke dingen; onthouding van voedsel en medicatie, dreiging tot kaalscheren en transportatie naar Duitsland, verkrachting e.a. seksuele uitspattingen. Hoe frappant dat mijn vader en moeder met een soortgelijk verleden elkaar tegenkwamen en in het geheim een relatie begonnen. Allebei getergd en gebroken door een oorlogsverleden en geheimen, hetgeen zij (onbewust) aan hun kinderen doorgaven middels de conceptie! Pas op mijn 37e werden de oorlogsgeheimen gedeeld, durfden mijn ouders hun stilzwijgen te doorbreken, omdat ik nadrukkelijk zei dat ze mij zouden helpen met mijn worstelingen in het leven, door mijn vragen over mijn/ons verleden te beantwoorden. Heel dapper van mijn ouders dat ze het aandurfden, omdat er nog steeds zo een groot taboe op heerst, zelfs nu nog, anno 2021! Vele duizenden nazaten van de zgn. “foute” (groot)ouders leven nog in stilzwijgen, vanuit schaamte en pijn, niet wetende dat ze hiermee juist hun pijnen in stand houden en ook die van hun evt. (klein)kinderen. Vele duizenden Nederlanders kennen het woord ‘bevrijding’ niet! Zij leven nog ‘gevangen’ in hun hoofd. Mijn boek, wat verdeeld is in 3 delen, gaat in deel 2 over de waargebeurde (oorlogs)verhalenvan mijn (groot)ouders en de gevolgen daarvan in mijn eigen leven. Alles is in de ik-vorm geschreven, zodat je het gevoel krijgt dicht bij de persoon te staan waarover wordt geschreven. Mijn moeder is helaas inmiddels overleden...in haar laatste levensjaren ging zij door haar Alzheimer, vaak in gedachten terug naar het kamp...ze was zich wel bewust van mijn belofte aan haar, om haar en mijn vaders verleden in boekvorm te gaan schrijven en hen hiermee een stem te geven, waar ze hun hele leven naar op zoek waren. Dit boek is mijn geesteskindje, omdat het niet alleen mijn en mijn ouders kwetsbaarheid en leerprocessen laat zien, maar ook vele handvatten geeft hoe je familie-patronen kunt doorbreken en jezelf kunt bevrijden van je emotionele erfenis! De handvatten zijn gestoeld op mijn jarenlange begeleiding van mensen uit verschillende culturen, in verschillende landen en mijn eigen levenservaringen. Wanneer je jezelf bevrijdt van jouw emotionele erfenis, andere pijnen en beperkte overtuigingen, kom je in contact met wie jij wérkelijk bent, jouw eigen identiteit, zonder de emotionele ballast van jezelf, anderen en jouw verleden! Iedereen heeft een emotionele erfenis en vele mensen zullen zich herkennen in onze verhalen, ongeacht de opgelopen pijnen. Dát is de kracht van dit boek! Zelf heb ik inmiddels diverse trauma’s en angsten waarvan ook veel geërfd, overwonnen. Om er een aantal te noemen: depressies - destructieve gevolgen van mijn relatie met een loverboy op mijn 15e - claustrofobie - angst voor het donker - nachtmerries - verschillende fysieke aandoeningen - verlost van beperkte overtuigingen (vooral uit de vrouwenlijn voor mij) e.a. Ik geloof absoluut in het zelfhelend vermogen van de mens! Een passage uit mijn boek en letterlijk verwoord door mijn moeder in de ik-vorm Ik had nog steeds angst voor het donker en was erg onzeker. Heb me nooit kind gevoeld! Toen klopte mijn vader ineens middenin de nacht aan. Hij was in 1944 gedeserteerd uit het Duitse leger en zat ondergedoken met de ondergrondse strijdkrachten. Op het moment dat mijn moeder dit aan mij vertelde, klopte de Gestapo aan de deur. Ik mocht niets zeggen. Wij moesten tegen de muur met machinegeweren in onze rug. Mama en ik. Mijn moeder werd gearresteerd en bleef meerdere dagen weg. Ik was ongeveer negen jaar. Ik wist dat papa op het dak zat, maar mocht niets zeggen. Dit was mijn eerste grote geheim. Ik heb geheimen altijd als een opdracht gezien. Ben hier later vaak tegenaan gelopen! De Gestapo is meerdere keren geweest. Mijn vader zat inmiddels ondergedoken in Driebergen. Hiervóór zwierf hij in het bos en ik moest hem hier eten brengen. Ik scheet in mijn broek, maar deed het ‘gewoon’. Hierna ben ik nooit meer in mijn eentje in het bos geweest. Later kwam mijn vader, vermomd als oude man, lopend vanuit Driebergen naar Doorn waar wij zaten, eten brengen. Ik was elke keer bang dat hij gepakt zou worden. Hij moest namelijk steeds langs een Duits werkend kanon die in onze tuin stond. Hij had veel moed voor ons over, maar ook weer niet. Hij wist wat hij ons aandeed. Was hij gevonden, hadden wij allemaal de kogel gekregen. Zeer onverantwoordelijk. Ook het feit dat wij Duitsers bleven! Ik voelde mij in die tijd gigantisch eenzaam en had vele onbeantwoorde vragen. Niemand hielp mij hiermee en soms worstel ik nog hiermee – met die onbeantwoorde vragen over mijn vader, moeder en papa, jouw vader. Ik heb mij altijd op de achtergrond gehouden. In de oorlog had ik grootse angst voor dit kanon in onze tuin. Vliegtuigen werden hier namelijk mee beschoten. We lagen vaak plat op de grond. Ook was ik bang voor de soldaten. Mijn leven werd door angst beheerst! Mijn vader heeft anderhalf jaar in de gevangenis gezeten. We mochten hem (later) twee keer per maand bezoeken, achter glas. Hij zat tussen de misdadigers. Niet lang daarna, op7 augustus 1945 en mijn moeders verjaardag , kwam de BS weer binnenstormen. Het was ‘s ochtends vroeg en mijn moeder, ik en mijn zusje werden afgevoerd. Wij kregen geweren in onze rug. Ook over mijn moeder werden allerlei leugens verteld en opgenomen in diverse documenten. Mijn moeder, ik en mijn zusje werden nu geïnterneerd in een interneringskamp c.q. opvanghuis aan de Voorschoterlaan in Rotterdam. Wij werden ruw behandeld. Een passage uit mijn boek en letterlijk verwoord door mijn vader in de ik-vorm Tegen het einde van de oorlog was ik dertien jaar. Op 6 mei 1945 werden mijn ouders en tante afgevoerd door de BS (Binnenlandse Strijdkrachten). Ze kwamen met zes man en mijn ouders kregen geweren in de rug. Ik bleef alleen achter met mijn broertje van negen jaar en zusje van anderhalf jaar. Ik bleef moederziel alleen achter, niet wetende hoe en wat. Ik dacht mijn ouders nooit meer terug te zien. Dit was één van de ergste dingen die ik heb meegemaakt! Ik kan me deze dagen niet goed meer herinneren. Wel weet ik dat ik geen hulp kreeg, want iedereen was bang om te helpen. Mijn moeder kwam na twee dagen terug. Mijn vader en tante bleven in de gevangenis. Ze kwamen terecht in een manege in Bilthoven, wat omgevormd werd tot gevangeniskamp De Varenkamp. Hierna, zo’n twee maanden later, werden ze naar het voormalig Duits concentratiekamp Amersfoort gebracht. Mijn moeder en ik mochten hier één keer per maand een half uurtje op bezoek gaan bij mijn vader en eten meenemen. Mijn vader kreeg bijna geen voedsel en was erg mager, terwijl hij altijd een forse man was. Hij is in korte tijd van ongeveer 120 kg naar 70 kg gegaan. Ik heb nog nooit iemand zo snel 10 boterhammen zien eten. Het was een afschuwelijke tijd. Na één jaar in kamp Amersfoort te hebben gezeten werd, ging mijn vader naar kamp Hoorn en daarna naar kamp Naarden. In kamp Hoorn heeft hij nog op sterven gelegen. Hij had angina en dit was dodelijk in die tijd. Iemand redde zijn leven met een stukje brood, hierdoor kwam de pus eruit. Hij vertelde mij over een ander voorval in het kamp. Het was die dag erg heet en ze moesten boomstammen gaan rooien. Toen mijn vader om wat water vroeg, zei een bewaker van de BS tegen hem dat hij zijn keel zou opensnijden en in zijn strot zou zeiken. In totaal heeft mijn vader ruim twee en een half jaar in kampen gezeten!! Dit komt mede door valse beschuldigingen van mensen die mijn vader wilden benadelen vanuit eigen belang en of door de haat voor alles wat te maken had met Duitsland, zodat hij langer in de kampen moest verblijven én onder erbarmelijke omstandigheden!




Verhaal uit het Carillon 

van 14 april 2021

 

De bevrijding van Hooge Zwaluwe. 


 

 

We schrijven 4 en 5 november 1944 maar de eerste tekenen van de nabijheid van bevrijdende troepen (tot veler verrassing waren het geen Engelsen maar Polen) kregen de Zwaluwenaars al op 30 oktober: terugtrekkende Duitse strijdkrachten, en vliegtuigen en artilleriegranaten die uit zuidelijke richting die Duitsers het leven zuur wilden maken.

 

Laten we eerst maar eens kennis te maken met die Poolse soldaten.

We hebben het, als over de bevrijding van Hooge Zwaluwe gaat, over de Poolse Eerste Pantserdivisie, een eenheid die in Engeland werd opgericht in februari 1942, en bemand met Poolse militairen die Polen en het continent waren ontvlucht, om opnieuw strijd te leveren met de Duitsers.

Zij werden toegevoegd aan het Eerste Canadese leger, en zetten op 1 augustus 1944 voet op Franse bodem.

De Eerste Poolse Pantserdivisie stond onder bevel van Generaal-Majoor Stanislaw Maczek en bestond uit een Divisie-staf en twee brigades: de Eerste Cavaleriebrigade en de Derde Infanteriebrigade.

Zij droegen Britse khaki uniformen met op de schouders een rood bandje met daarop in wit: Poland. Op de baret en de helm prijkte een witte gekroonde adelaar en op de voertuigen waren de letters PL aangebracht.

 

Bij de bevrijding van Hooge Zwaluwe was uiteraard slechts een deel van deze strijdmacht betrokken:

Het Tweede Pantserregiment, het Achtste Bataljon Jagers, het Negende Bataljon Jagers van Vlaanderen , een afdeling zgn. “Crocodiles”, (vlammen-werpende tanks), een afdeling antitank kanonnen type 17-ponder MK1 en een afdeling Geniesoldaten.

Het pantserregiment was uitgerust met Shermantanks, een Amerikaanse tank van 32 ton, voorzien van een 75 mm kanon op een draaibare koepel.

De Shermantank was snel, maar relatief hoog, met een tamelijk dunne bepantsering en een matige vuurkracht.

Helaas maar waar: de Shermans waren geen partij voor de Duitse Tiger en Panthertanks.

 

De Crocodiles waren normale Engelse tanks van het type Churchill MK VII, maar extra uitgerust met een vlammenwerper, die een worplengte had van ruim 100 meter. 

De brandstof, nodig voor de enorme vlam, zat in een tankaanhanger achter de tank.

De antitank kanonnen werden getrokken door Morris trekkers.

 

Tijd om kennis te maken met de verdedigende partij, de Duitsers.

De Duitse troepen in Brabant behoorden tot het XVde  Leger onder leiding van Generaal Gustav von Zangen.

Meer in het bijzonder was in de omgeving van Hooge Zwaluwe de 711de Infanterie Divisie gelegerd, onder leiding van Luitenant-Generaal Josef Reichert.

Generaal Reichert had zijn hoofdkwartier in Hooge Zwaluwe, in de pastorie van dominee van Wijngaarden, schuin tegenover het oude gemeentehuis.

De 711de Infanterie Divisie bestond uit: het 731ste Grenadier Regiment, het 744ste Grenadierregiment, het 651ste Artillerie Regiment, de 711de Pionier Abteilung en de 711de Nachrichten Abteilung.

 

Merkwaardig genoeg hadden zowel de eerste Poolse Pantser Divisie, als ook de 711de Infanterie Divisie dezelfde lange reis vanuit Normandië naar de omgeving van Hooge Zwaluwe gemaakt.

 

Uiteindelijk, op 30 oktober 1944, waren de Duitse strijdkrachten  terug gevallen tot achter de Mark-Dintel- linie en probeerden de Geallieerden (in dit geval de Polen) deze linie te overschrijden.

En zoals onderstaand kaartfragment duidelijk laat zien, waren de Moerdijkbruggen het te verdedigen object. 

 

In het gebied Wagenberg – Hooge Zwaluwe werd  de 731ste Grenadier Regiment gestationeerd, onder leiding van Oberst (luitenant-kolonel) von Limburg. 

De divisie werd verder ondersteund door zware artillerie en Sturmgeschütze. 

De zware artillerie stond vaak opgesteld in Zuid-Holland, dus over de Moerdijkbruggen. 

De Sturmgeschütze was een zelfrijdende artillerie; een onderstel van een tank met daarop een vast geschut. 

Bang voor ontdekking door vijandelijke vliegtuigen opereerden zij het liefst vlak bij woningen of boerenschuren, afgedekt door het gebladerte van bomen. 

Waarnemers voor deze artillerie waren aangewezen op hoge kerktorens. 

De geallieerden wisten dat en beschoten deze torens om die reden bij herhaling. 

 

Een uitermate gevaarlijk wapen bleken ook de landmijnen (een soort bermbommen) te zijn: de kleinere “Schuh-mijnen”, gericht op het uitschakelen van personen en de grotere “Teller”-mijnen, gericht op het uitschakelen van voertuigen c.q. tanks. 

De Poolse soldaten waren hiervoor zeer op hun hoede: zij hielden hun ogen dan ook gericht op verse graafsporen in de bermen en maakten met hun tanks bij voorkeur geen gebruik van de verharde wegen. 

In Zwaluwe hadden zij geen andere keus: de weilanden en akkers konden het gewicht van de tanks nauwelijks dragen en waren dus geen alternatief. 

De landmijnen maakten veel slachtoffers onder de Polen en zelfs na de oorlog vielen er nog slachtoffers onder de burgerbevolking. 

 

Op 31 oktober 1944 probeerden de Polen om de rivier de Mark over te steken, ten noorden van Prinsenbeek. 

Dat mislukte jammerlijk en Generaal Maczek  moest uitzien naar een andere mogelijkheid om de Mark-Dintel linie te nemen. 

Op 1 en 2 november werden er verkenningen langs de grond uitgevoerd om te zien of het Markkanaal bij Vrachelen en Ter Aalst overgestoken kon worden. 

Verkenningen door de lucht waren vanwege het mistige weer niet mogelijk. 

In de loop van de middag op 2 november trok de mist echter op en dat gaf de Typhoons van de geallieerde luchtmacht de gelegenheid de artillerie en de waarnemingsposten te bestoken en tot zwijgen te brengen. 

De Hawker Typhoon was een Engels jachtvliegtuig en lichte bommenwerper, en het was de opvolger van de veel bekendere Hawker Hurricane. 

Het toestel was snel (600 km/u op kleine hoogte) en als eerste vliegtuig uitgerust met raketten tegen gronddoelen. 

 

Op vrijdag 3 november was het weer zonnig en dat gaf de geallieerde luchtmacht en artillerie de mogelijkheid de Duitsers bij Wagenberg, de polders bij Terheijden, bij Vrachelen en Den Hout te bestoken. 

Ook bij Hooge Zwaluwe/Helkant vielen tegen de avond de eerste granaten en werd een Duitse auto door Typhoons beschoten. 

Die eerste granaten eisten al direct twee doden en het naderende oorlogsgeweld dwong de bewoners van Hooge Zwaluwe en zeker Helkant voor het eerst in de kelders te slapen. 

Nog diezelfde avond staken de Polen op twee plaatsen het Markkanaal over en zij vestigden twee bruggenhoofden juist ten zuiden van Den Hout. 

 

In de nacht van 3 op 4 november trokken de Duitsers zich verder terug op een nieuwe verdedigingslijn: de spoorlijn  Den Bosch – Lage Zwaluwe, maar met een uitstulping rondom Helkant en Made. 

Ten zuiden van Made en tussen Hooge Zwaluwe en Wagenberg werden een Sturmgeschütze-afdeling neer gezet om de verwachte aanval vanuit de bruggenhoofden te kunnen pareren. 

(zie het volgende getekende stafkaartje)

 

De verwachte aanval van de Polen kwam al vroeg in de ochtend van zaterdag de 4de november 1944. 

Omdat de drassige polders niet geschikt waren voor de zware tanks trokken de Poolse troepen via diverse routes noordwaarts in de richting van Wagenberg. 

De hoofdaanval langs de Binnenpolders van Terheijden in de richting van Made, Stuivezand en Wagenberg. 

Het 2de Regiment zou samen met het 9de Infanteriebataljon “Jagers van Vlaanderen” proberen om via de westkant van Terheijden de westkant van Wagenberg in te nemen. 

Rond 11 uur hadden deze troepen via het Munnikenhof en ’t Zand het centrum van Terheijden bereikt. Van daar uit ging het via de Lage Weg richting Wagenberg. 

 

De oostelijke aanval verliep wat minder voorspoedig. 

De “oude” Linies van Den Hout bleken een groot obstakel, temeer omdat de Duitsers de beschikking hadden over Tiger-tanks, Sturmgeschütze en pantserfausten (een soort draagbaar anti-tank wapen). 

Verscheidene Poolse tanks werden uitgeschakeld en de opmars werd vertraagd. 

De Typhoons moesten de weerstand opruimen en de raketten zorgden ervoor dat de Duitsers hun positie niet konden handhaven. 

Zij trokken zich in de namiddag terug richting Helkant/Hooge Zwaluwe. 

De Polen bezetten Made en Wagenberg, maar werden onmiddellijk bestookt door de Duitse Artillerie. 

Nog diezelfde middag voerden tanks van het 1ste en 2e eskadron van het 2e Pantserregiment verkenningen uit richting Blauwe Sluis en de Tol. 

 

En in het verslag van de gevechtshandelingen schreef Generaal Reichert dat de Polen met tanks een aanval inzetten op de Helkant/Hooge Zwaluwe. 

Zij waren daarbij aangewezen op de weg Wagenberg-Helkant-Hooge Zwaluwe , en Reichert noteerde dat op die zaterdagavond 13 vernietigde en 2 onklaar geraakte tanks op het slagveld achter bleven. 

Voornamelijk veroorzaakt door de eerder genoemde Sturmgeschütze. 

 

Ook de Duitsers verloren manschappen en zware wapens. Daarnaast werden veel Duitsers krijgsgevangen gemaakt. 

 

In Hooge Zwaluwe arriveerden die zaterdag 4 november zware Tigertanks om de oprukkende Poolse strijdkrachten een halt toe te roepen. 

Met de spoorlijn Den Bosch – Lage Zwaluwe als nieuwe verdedigingslinie werden deze tanks in de Spoorstraat en Raadhuisstraat in Hooge Zwaluwe opgesteld. 

Iedereen zat nu in de schuilkelders om beschermd te zijn tegen het granaatvuur. 

 

In het Operatiebevel 9, geschreven door Brigadecommandant Kolonel Franciszek Skibinski, dat later werd terug gevonden, werd de inname van Hooge Zwaluwe toebedeeld aan Gevechtsgroep 1, onder Luitenant-Kolonel Aleksander Nowaczynski. 

De gevechtsgroep bestond uit het 8ste bataljon Jagers, zonder twee compagnieën, plus een eskadron tanks van het 2de regiment pantsers, een batterij anti-tankgeschut met trekkers, een sectie genietroepen en een peloton Crocodiles. 

Het doel van de gevechtsgroep was om Hooge Zwaluwe in te nemen en vervolgens door te stoten naar de Gaete in Lage Zwaluwe. 

 

Op zaterdagavond 4 november was het gebied omvattende Terheijden, Made, Stuivezand, Wagenberg en Helkant door de Duitsers prijs gegeven en stonden de meest vooruit geschoven troepen van de Polen tot het voormalig café Goverde aan de Kerkdijk, Helkant. 

 

Diezelfde avond en nacht trokken de Duitsers zich geheel terug op de spoorlijn, die als verdedigingslijn moest dienen. 

 

Naast de mensen die zich in die dagen bekommerden om gedode en gewonde burgers, waren er nog een paar dappere inwoners van Hooge Zwaluwe die zich verdienstelijk maakten voor de goede afloop van de strijd.

De Nederlandse ondergrondse, maar ook gewone betrokken burgers, verzamelden inlichtingen over troepen, hun sterkte en hun bewegingen.

Dat was zeker van belang omdat alle informatie nodig voor de verovering van de Moerdijkbruggen voor de Polen zeer welkom was. 

Een dergelijk inlichtingenrapport was gemaakt door de Zwaluwenaren Huib Toebak en Eduard Janssens.

Huib was nachtwaker en verzamelde allerlei informatie die door Janssens, onderwijzer van de RK school  aan de Kerkdijk in Hooge Zwaluwe, in een rapport en op een kaart werden gezet, met de bedoeling die ter hand van de eerste de beste officier van de geallieerden te stellen.

Tot die tijd moest het echter veilig worden opgeborgen.

Janssens vond daarvoor een plekje op een moeilijk bereikbaar zoldertje van de school, waar de opgerolde papieren achter een losse steen werden verbogen.

Op die bewuste zaterdagavond /nacht  van 4 november lag deze school in een niemandsland; de Polen waren gestopt bij café Goverde en de Duitsers hadden zich terug getrokken tot achter de spoorlijn.

In café Goverde zat ook de familie Kerkhof, hoofd van de RK school.


 

Vooraan links de oude RK school en de bijbehorende woning aan de Kerkdijk. Links achteraan de puntgevel van café Goverde.


 

Janssens en zijn vrouw hadden in de kelder van hun huis aan de Kerkdijk een plaatsje ingeruimd voor pastoor Kocken en zijn huishoudster en Dominee en mevrouw van Wijngaarden en hun baby. 

Dominee van Wijngaarden was uit zijn huis gezet toen Generaal Reichert besloot daar zijn commandopost te vestigen. 

 

Die hele zaterdag 4 november was er zwaar granaatvuur geweest vanuit Made in de richting van Helkant. 




 

Daarbij werd in de loop van de middag in de Zandstraat een zoon van boer Simon Buijs zwaar gewond  door een granaatscherf. 

Pastoor Kocken werd opgehaald om het slachtoffer bij te staan in zijn laatste ogenblikken en hem de heilige sacramenten toe te dienen. 

Daarna vertrok hij weer naar de woning van Janssens, maar wegens hevig granaatvuur lukte dat niet meer. 

Hij verschool zich in een hooischuur van de boerderij van Frans Hulten en viel daar in slaap. 

Hij werd wakker van vreemde stemmen en dacht dat het Duitsers waren, maar het bleken de Poolse bevrijders. Pastoor Kocken was dus slapend bevrijd. 

Zij stonden hem echter niet toe weer naar de woning van Janssens te gaan, en dat zorgde daar weer voor grote zorgen. 

 

Kees Kerkhof, de zoon van Meester Kerkhof, zat bij Goverde en was vaag op de hoogte van het bestaan van een inlichtingenrapport en bedacht dat hij naar Janssens moest om hem te vertellen dat nú het moment was om dat rapport aan de geallieerden te geven. 

Op zondagochtend rond vijf uur ging Janssens, vergezeld van zijn zwager Kees Ligthart, naar het schoolgebouw, zochten daar het inlichtingenrapport op en liepen, zwaaiend met een witte vlag in de richting van café Goverde. 

Even daarvoor werden zij aangehouden door een Poolse schildwacht  en al snel kon hij zijn rapport overdragen aan een Poolse officier. 

Bij de toelichting op de kaart liet de officier zich ontvallen dat zij om 09.00 uur op zouden rukken naar Hooge Zwaluwe, aangezien, naar zijn informatie, de Duitsers zich hadden terug getrokken uit Hooge Zwaluwe. 

Na het onderhoud gingen Janssens en Ligthart weer terug naar huis. 

Thuisgekomen bleek dat een andere zwager van hem, Piet Ligthart, met dokter Bonjer op stap was om gewonden te verzorgen. 

Janssens wilde Piet gaan waarschuwen dat hij beter binnen kon blijven, en liep richting Hooge Zwaluwe. 

In de kelder van de pastorie schuilden o.a. de families Eestermans en van Oirschot, waarvan zojuist vader van Oirschot aan een hartverlamming was overleden. 

De bakkerij van van Gastel aan de overkant van de weg lag in puin. 

 

Bij de spoorweg werd Janssens aangehouden door een Duitse schildwacht en het in het huis van spoorwachter Nico Verhoef wemelde het van de Duitse soldaten. 

De Duitse schildwacht vroeg Janssens waar hij heen moest en waarom, en hij antwoordde dat zijn oude vader zoek was en dat hij hem aan het zoeken was. 

Janssens mocht verder gaan maar zag tot zijn ontzetting steeds meer Duitse militairen  en verderop in het dorp ter hoogte van notaris Smit (tegenover het oude gemeentehuis) stonden zelfs twee Tigertanks. 

De bemanningen daarvan wezen hem de terugweg en dat was wat Janssens graag wilde, want hij moest deze ontdekking onmiddellijk ter ore van de Polen brengen. 

Hij sprak bij de spoorwegovergang nog even met de schildwacht die hem vertelde dat hij een oude man met een bolhoed had gezien bij de puinhopen van bakkerij van Gastel. 

Janssens ging voor de vorm nog even kijken, maar liep onopvallend snel naar zijn huis. 

En vertrok even later voor de tweede maal, nu met zijn 14-jarige nichtje, naar café Goverde. 

Hij werd daar weer ontvangen door een schildwacht die hem doorgeleidde naar een officier. 

Aan hem vertelde Janssens wat hij had gezien:  links en rechts van de spoorlijnovergang Duitse soldaten in stelling en verderop in het dorp twee zware tanks. 

De Poolse officier had een reeks van vragen: hoeveel soldaten?, welke bewapening?, waar in stelling?, welke onderlinge afstanden?, wat voor soort tanks, hoeveel?, enz, enz. 

 

Na een korte poos werd het erg druk in de lucht. 

Er stegen kleine verkenningsvliegtuigen op van een geïmproviseerd vliegveldje aan de Brandestraat. 

Deze vliegtuigen maakten niet alleen verkenningen, maar bombardeerden ook de stellingen en de tanks van de Duitsers. 

Daarbij werd het huis van de familie de Visser vernield. 

Janssens mocht nu niet meer terug naar Hooge Zwaluwe, maar kon wel mee met de eerste tanks zodra die bij Goverde aankwamen. 

Dat deed Janssens nadat hij eerst in de Helkant een melkkoker met twee liter melk had versierd , bedoeld voor de baby van dominee van Wijngaarden. 

 

De colonne vertrok rond half negen richting Hooge Zwaluwe. 

De colonne werd vooraf gegaan door geniesoldaten die de weg en wegbermen onderzochten op landmijnen. 

Janssens en zijn nichtje werden netjes bij het huis afgezet en verdwenen snel in de schuilkelders. 

Daar wisten zij ook te vertellen dat pastoor Kocken in veiligheid was. 

 

Even later barstte de hel  los. 

De tankslag die toen ontbrandde duurde een halve dag. 

In de namiddag staken de Duitsers ook nog een aantal huizen in brand; de bewoners werden met handgranaten en pistolen uit hun huizen verdreven en zagen van nabij dat hun bezit in vlammen opging. 

Het tankgeschut en mitrailleurs bleven aanhoudelijk vuur geven en Poolse en Duitse soldaten lagen dood of gewond op de Kerkdijk en Spoorstraat. 

 

Uiteindelijk kregen de Polen de overhand doordat de Duitse tanks uitgeschakeld werden of zich terug trokken. 

In de van huis tot huis gevechten vielen nog verschillende slachtoffers, terwijl er ook Duitse militairen waren die zich overgaven. 

In de loop van die zondagmiddag 5 november 1944 was Hooge Zwaluwe bevrijd. 

De gemeentelijke brandweer was zo dapper om uit te rukken en de branden zo goed en zo kwaad als mogelijk te bestrijden. 

 

 

 

Het dorp bood een troosteloze aanblik van een onvoorstelbare ravage. 

Huizen in as, geheel vernietigd of zwaar beschadigd, telefoonpalen afgebroken, de weg versperd door puin, hout, glas en dakpannen. 

Een deel van het sluisje en de weegbrug aan de Havenstraat werden opgeblazen. 

Rook en de geur van cordiet en brand hing boven de straten. 

Het ergst natuurlijk waren de doden en gewonden; dode soldaten op straat, soms afgedekt met een deken, maar ook burgers. 

Verderop in de weilanden de kadavers van gedood vee. 

 

Hooge Zwaluwe was bevrijd, maar ik kon in de archieven niets terug vinden over juichende en dansende mensen langs de kant. 

Een vredig dorp had zojuist de verschrikkingen van een totale oorlog over zich heen gekregen. 

In 50 jaar, sedert de grote brand van 1895 had het dorp niet meer zo geleden. 

In diezelfde archieven vond ik als eerste pas terug dat er in 1948 bevrijdingsfeesten werden gehouden. 

 

Niet alleen de Poolse soldaten, maar ook de burgers van Hooge Zwaluwe hadden een hoge tol betaald voor die bevrijding. 

Het meest natuurlijk door de doden en gewonden die er te betreuren waren. 

Maar ook de enorme schade aan huizen, gebouwen en andere eigendommen. 

Weldra brak een tijd aan van hard werken om de oorlogsschade te herstellen en, soms, het opbouwen van een geheel nieuw bestaan. 

En dat alles onder het allesomvattende besef van: dat nooit meer. 

 

De Poolse bevrijders kregen te maken met een dramatische nieuwe werkelijkheid: door de Russische bezetting van hun land werd het onmogelijk terug te keren naar hun vaderland. 

Het vaderland waar zij al die tijd zo hard voor hadden gevochten… 

Het benoemen van een nieuwe straat in Hooge Zwaluwe in 1954, als Poolse straat, was een kleine pleister op die grote wond. 

 

Ons past nog steeds een grote dankbaarheid voor die dappere Poolse soldaten. 

Het is volkomen terecht dat de bevrijding van ons land ieder jaar wordt herdacht bij “ons” bevrijdingsmonument aan de Havenstraat en dat de Poolse bevrijders hierbij een prominente plaats innemen. 

 

 

Rien van der Pluijm, februari 2020. 

 

Bronnen: 

Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a, door Dr. L. de Jong, 1980. 

De bevrijding van Hooge en Lage Zwaluwe door Dr. J. Buitkamp, 1985. 

Brandweer van Hooge en Lage Zwaluwe van de 17e tot de 21e eeuw, door Rien van der Pluijm, 2019. 

De archieven van de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe, Regionaal Archief Tilburg. 

Foto’s: Generaal Maczekmuseum, Breda. 

 

 

Verhaal uit Carillon van 7 april 2021. 

 

Joods werkkamp Moerdijk  Ooggetuige verslag, opgetekend door Grietje Middelkoop 


 Mijn ooggetuige heeft mij veel verteld over het Joden Werkkamp Moerdijk. Ik wilde er meer van te weten komen dan hij mij vertelde of kon vertellen. Vooral de achtergronden van Kamp Moerdijk. Waarom nu juist een werkkamp in het dorp Moerdijk, aan het Hollands Diep, dat gelegen was op grondgebied van de voormalige Gemeente Hooge en 
Lage-Zwaluwe. 

 
 
Tekening 1: Bron Internet
 
Herinneringscentrum Kamp Vught
 
Hiervoor ging ik naar Herinneringscentrum Kamp Vught en vroeg om gegevens over het Joodse werkkamp Moerdijk. Mij bleek dat er in de archieven van het Herinneringscentrum Kamp Vught geen informatie te vinden was over het Joodse werkkamp Moerdijk. Wel werd mij duidelijk dat je de geschiedenis van de concentratiekampen moet kennen om zodoende de achtergronden van Kamp Moerdijk te kunnen begrijpen.

Concentratiekamp Vught
 
In 1942 , dus 75 jaar geleden werd begonnen met de bouw van Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals Kamp Vught genoemd werd. Het was gelegen in de nabijheid van nu de Recreatieplas de IJzerenman. Kamp Vught was tijdens de Tweede Wereldoorlog het enige SS- concentratiekamp buiten nazi Duitsland. Het kamp viel rechtstreeks onder commando van het SS-hoofdkantoor in Berlijn. De SS had behoefte aan ruimte omdat de doorgangskampen Amersfoort en Westerbork de toenemende stroom gevangenen niet meer konden verwerken. Onder de gevangenen bevonden zich niet alleen Joden, maar ook politieke gevangenen, verzetsstrijders, Zigeuners en Jehova’s Getuigen, homoseksuelen, zwervers, criminelen en gijzelaars.
De Duitsers vertelden dat Kamp Vught een werkkamp was, zodoende melden vele Joden zich vrijwillig aan, maar de werkelijkheid was anders. Het doel was om de Joden naar vernietigingskampen in Oost- Europa te transporteren. De gevangenen werden tewerkgesteld in Arbeitscommandos, werkploegen die werkzaam moesten zijn aan allerlei, vrijwel altijd zeer zware arbeid in de open lucht (opruimingswerkzaamheden, transport en bouwcommando’s) en meestal onder Duitse bewaking.

Aussenkommando’s
 
Nog erger waren de z.g. Aussenkommando’s er aan toe, groepen grote en kleine die doorgaans aan militaire objecten (tankvallen, vliegvelden, bunkers) te werk gesteld werden en daar meestal niet alleen nog slechter verzorgd werden dan in het kamp zelf, maar bovendien gescheiden leefden van hun vrouwen, kinderen en vrienden. En dan tot de afschuwelijke ontdekking te komen dat bij terugkeer in Kamp Vught vrouwen en kinderen op 6 juni 1943 op transport gesteld waren naar Sobibor in Polen. Het z.g. Kindertransport.
Ook de Joden in Werkkamp Moerdijk hadden bij gerucht vernomen over de voorgenomen wegvoering van kinderen en hun ouders. Maar toen men hoorde dat het loos alarm was, van vreugde een cabaret gehouden, spoedig volgde de verpletterende zekerheid.
De Aussenkommando’s waren Nevenkampen van Kamp Vught. Deze werden door de Duitsers opgericht naast een “Project” b.v. een tankval, verdedigingswerken of een stuk land wat ontgonnen of bewerkt moest worden. Er waren ongeveer 39 nevenkampen, verspreid over het land. Een van de Nevenkampen van concentratiekamp Vught was Aussenkommando Moerdijk,.

Joods Werkkamp Moerdijk
 
Het Aussenkommando Moerdijk stond op grondgebied van de toenmalige Gemeente Hooge-Lage-Zwaluwe. Het was gevestigd in de oude scheepsbarakken van de luchtdoelartillerie bij de haven. Dit moet zijn geweest op het terrein van het oude spoorstation, daarbij was de oude spoorbaan opgehoogd tot ongeveer op de hoogte van Havenkade 6.                                                                                   Om de barakken was langs palen prikkeldraad gespannen, er stond altijd een Duitse Schildwacht en er waren wachttorens. Er waren S.S.ers aangesteld voor de bewaking. Het was een zeer zwaar kamp.

Van Concentratiekamp Vught naar Werkkamp Moerdijk
 
In Burt 88, het artikel over de  De Halve Zolen lijn(Langstraat Spoorlijn) wordt op blz. 66 weergegeven: inktzwarte bladzijde in het bestaan van het spoor.
De Joodse gevangenen werden per spoor in veewagons en of gesloten goederen wagons van het Kamp Vught naar Station Lage-Zwaluwe vervoert over ’onze’ spoorlijn. Mijn bron woonde dicht bij het station Lage-Zwaluwe, wat midden in de polder lag, vandaar uit moesten ze te voet naar Moerdijk. Hij kwam ze tegen , ze liepen in groepen, in hun gevangenis kleren, midden in de winter. Zo kwamen er 500 tot 1200 Joden naar Moerdijk.

Werkzaamheden 

Het werk van de gevangenen bestond uit verschillende werkzaamheden. Mij werd vertelt dat er een spoorlijntje liep van Station Lage-Zwaluwe naar de haven van Moerdijk. Het liep langs de kassen van Kaaijen, de watertoren op het rangeerterrein, langs het spoorhuisje van de familie Broekmans aan de Dirk de Botsdijk, nu de Binnen Moerdijkse baan, door de polder, langs de A16, A17 om Moerdijk heen, naar de haven.


 

 

 




 
Foto 1. Werkzaamheden joodse dwangarbeiders. Bron: Internet   
       

 De gevangen moesten het cement zand van het tracé van het spoorlijntje in karren scheppen. Het cement zand werd gebruikt voor het bouwen van de bunkers. De karren met paarden werden gevorderd bij de boeren. Ook zijn de Joden tewerk gesteld bij het graven van de tankvallen rond de Moerdijkbrug. De tankval liep van de Buitendijk ter hoogte van de boezem Schuddebeurs naar Keizersdijk, de Kikvors, de boerderij van familie Trompers aan de Streeplandsedijk en de kassen van Kaaijen, langs de boerderij van de familie Jo Vissers en Kavelaars aan de Moerdijkseweg naar Moerdijk. De tankval was 10 meter breed, 3 meter diep en werd uit gegraven met een draadkraan, die aan de Afsluitdijk was gebruikt. Dat werk deden aannemers. De afgegraven grond werd op de tankwallen gezet, de Joden moesten eerst de graszoden afsteken en later als er gegraven was, de afgegraven grond egaliseren met de schop. 
De Joden werden niet alleen in onze polders tewerkgesteld, maar ook in andere dorpen en steden, zoals Zevenbergen, Willemstad, Dordrecht, Zwijndrecht en Barendrecht. Vaak gingen ze daar naar toe in open vrachtwagens.
 De mannen hadden streepjes pakken aan en waren kaal geschoren. Ze liepen op  klompen of blote voeten, soms op schoenen. Ze moesten zeer zwaar werk verrichten en altijd buiten onder verschrikkelijke omstandigheden. Ik heb niet gezien dat ze mishandeld werden, maar er waren geruchten dat ze geschopt en geslagen werden, mens- onwaardig behandeld. Ook heb ik begrepen dat er politieke gevangenen naar Moerdijk kwamen. In Moerdijk zat het strafcommando, als je hierin terecht kwam moest je in de kleermakerij in Moerdijk werken. 

 

 

Foto 2.De zwaar beschadigde molen Schuddebeurs tegenover de tankval. Bron HKK 

Voetbalverslaggever Han Hollander 

Tijdens het graven van de Tankval Schuddebeurs was het heel slecht weer. Bij hoge uitzondering mochten de Joden schuilen in de schuur van de boerderij van de familie Trompers aan de Streeplandsedijk. Onder de Joden was Han Hollander, de bekende radio reporter, de Mart Smeets van toen. Han Hollander zat boven op de hooizolder en declameerde gedichten, die hij zelf had gemaakt, gedichten over hun, zijn toekomst. Hij heeft de oorlog niet overleefd. 


Waarom Joods Werkkamp Moerdijk 

Met deze vraag ben ik begonnen. Het staat nergens geschreven, maar wij zijn tot de navolgende conclusie gekomen. Het was oorlog, het was Spergebied rondom de Moerdijkbruggen, er was een Marinehaven in Moerdijk. Er was een spoorverbinding van Vught naar station Lage-Zwaluwe.  Verder lagen er de Moerdijkbruggen, een essentiële verbinding voor de Duitsers om voor de verwachte geallieerde troepen tijdig de Duitse manschappen en materieel over de rivier te laten terugtrekken. Daarom werden tankvallen gegraven, bunkers gebouwd, versperringen aangelegd, zand afgegraven en noem maar op, dus heel veel werk. En daar waren arbeidskrachten voor nodig. De reserve van arbeidskrachten, de Joodse gevangenen uit het concentratie kamp Vught werden uitgeleverd aan de werkkampen, zoals aan het Joodse werkkamp Moerdijk.   

Foto 3. Versperring Keizerdijk. Bron: HKK

Tot slot

Het Joodse Werkkamp Moerdijk heeft bestaan van eind maart 1943 tot midden mei 1944. Na de bevrijding is het kamp in brand gestoken. Naar mijn bescheiden mening is in De Búrt het Joodse werkkamp in Moerdijk onderbelicht gebleven. Er staat ook nergens een herinnering aan het Joodse werkkamp. Het zou goed zijn om nog eens na te denken hoe we op gepast wijze aandacht kunnen schenken aan de geschiedenis van het Joodse Werkkamp Moerdijk zodat het bewaard blijft. 

 

Hier zou het werkkamp hebben gestaan. 

Verhaal uit Carillon van 31 maart 2021.

Levie Bannet,  de Nederlandse Louis Armstrong, als Jan Engels in Drimmelen 

 


 


Deze bekende Nederlandse jazz musicus kwam ter wereld als Levi Bannet op 15 augustus 1911 in Rotterdam in een Joodse buurt als zoon van Lion Joseph Bannet (overleden Rotterdam 15 februari 1943) en Leentje van Bueren (overleden Sobibor 23 november 1943). Levie was erg muzikaal en ging op 7 jarig leeftijd naar het conservatorium. In 1923 mocht hij voor koningin Wilhelmina spelen toen zij een bezoek aan het conservatorium bracht. 

In de dertiger jaren werd hij een bekend musicus (viool en trompet). Hij kreeg de bijnaam: de Nederlandse Louis Armstrong omdat hij erg door Louis Armstrong geïnspireerd was. Daarom verruilde hij de viool voor een trompet en werd jazz muzikant. Levie Bannet trad op 7 juni 1933 te Rotterdam in het huwelijk met Teuntje Tijsse Heijnis. Ze werd als zangeres later bekend onder de naam Tirana Hennis. Het huwelijk werd op haar verzoek op 31 januari 1940 ontbonden door de rechtbank. 

In 1934 richtte hij “Louis Bannets Rhytm Five” op met Maurits van Kleef (drummer), Dick van Heuvel (vibraphoon), Lex van Weren (piano) en Jac de Vries (bas en saxofoon). Lex van Weren heette eigenlijk Samson van Weren, zoon van Salomon van Weren en zijn tweede vrouw Rosetta Waterman. Uit het eerste huwelijk van Salomon van Weren met Rachel Bannet (een oudere zus van Levi) wwas in 1915 een zoon Lion geboren. Deze Lion noemde zich later Louis van Weren. 

De Tweede Wereldoorlog had een einde aan de carriere van Levie Bannet gebracht. Vanwege zijn Joodse achtergrond mocht hij niet meer spelen. 

In 1941 bood hij zich via advertenties in het Rotterdams Nieuwsblad aan als trompet of viool leraar. Hij is dan wonende aan de Oostervantstraat in Rotterdam (centrum). Oktober 1941 is hij met zijn ouders verhuisd naar de Mierlostraat 22 in Rotterdam-Zuid. Hier was een wijkje met noodwoningen. 

 

In 1942 weigerde Levi zich te melden voor transport naar Duitsland om daar “te gaan werken”. Met behulp van een vriend Pieter Dolk en een neef Louis van Weren dook hij eerst in Zwijndrecht onder. Hi kreeg valse identiteitspapieren en gebruikte de naam Jan Engels. 

Daar hij voor de oorlog een bekendheid was, werd het in Zwijndrecht te gevaarlijk.  Eind oktober 1942 kwam Pieter Dolk vanuit Amsterdam naar Zwijndrecht met voorraad voor Bannet. Hij zag bij de overbuurvrouw twee Gestapo agenten met haar in gesprek. Na vertrek van de agenten waarschuwde hij Bannet dat het in Zwijndrecht te gevaarlijk voor hem werd. Nog diezelfde nacht  werd hij door Pieter Dolk onder gebracht in Drimmelen bij de bakker Johan Melchior van Eersel (in het Engels van Essel genoemd) en zijn vrouw Heiltje Lena Verhagen aan de Batterij no. 6 (toen Drimmelen D91). Het gezin telde 9 kinderen. 

Een vrouw uit Drimmelen kreeg van Louis van Weren een poster van Louis Bannet als dank voor de hulp voor het nieuwe schuiladres. 

 

In Drimmelen werd hij niet herkend als een beroemd musicus en kon hij als Jan Engels vrij over straat lopen. Hij bezocht zondags zelfs de kerkdienst in Drimmelen. Ook vond hij werk als boekhouder bij iemand in het dorp (in het Engels van Hurvel, die een watermolen had ???).j 

 

Op 15 december 1942 kwamen twee Nederlandse agenten van de Sigerheitspolizie (Sipo) naar Drimmelen. Bij de vrouw die geholpen had troffen ze de poster van Louis Bannet aan. Na een marteling van een uur vertelde de vrouw de verblijfplaats van Bannet. De agenten gingen naar de bakkerij aan de Batterij en troffen daar de voortvluchtige Bannet aan die een kopje thee aan het drinken was bij het lezen van de krant. Ze toonden hem de meegebrachte poster herkenden hem als Louis Bannet en niet als Jan Engels. 

 


 






 

De gearresteerde werd naar Rotterdam gebracht en daar op 16 december in een cel geplaatst. Na enkele verhoren werd  hij op 9 januari 1943 op transport naar Westerbork gezet. Vandaar volgde transport naar Auschwitz-Birkenau op 23 januari 1943. Een daar aanwezige kennis uit Rotterdam herkende hem en er werd een auditie geregeld voor het mannenorkest in Birkenau. Hij werd aangenomen en dat werd zijn redding uit de gaskamer. Bij het naderen van de Russische troepen werd Bannet meerder malen verplaatst naar andere kampen. Onderweg zijnde in een trein naar kamp Theresienstadt werd hij op 6 mei 1945 door de Russen bevrijd. 

Nog in Duitsland ontmoette hij Flora Sarfaty. Dit werd zijn tweede vrouw. In 1957 vertrok Louis Bannet met zijn gezin naar Canada waar hij in 2002 in Toronto overleed. 

 

Louis van Suijlekom 

 

Bronnen: 

Gemeente archief Rotterdam 

Krantenarchief Delpher 

Kev Schuldman “Jazz Survivor; the story of Louis Bannet, hornplayer of Auschwitz”. 

Verhaal uit Carillon van 24-03-2021.

We hebben allemaal een passie. Dit is de mijne! Ik besloot al jong voor mijn passie te gaan. En elke dag leer ik nog bij.Ruim vier jaar waren Made en Drimmelen bezet gebied onder een vreemd, nationaal-socialistisch regime. De bevoegdheden van de gemeenteraad werden van hogerhand in het najaar van 1941 buiten werking gesteld. Het plaatselijk bestuur kwam van toen af neer op de burgemeester en de twee wethouders. In het voorjaar van 1943 werd ook burgemeester Van Gils aan de kant gezet. Directe aanleiding was het in de ogen van de bezetters te weinig krachtdadig optreden tegen de ook te Made en Drimmelen gehouden melkstaking. We komen hiermee op het thema van dit verhaal: verzet in de voormalige gemeente Made en Drimmelen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bepaalde een beperkte groep bestuurders een beleid dat in dienst stond van het Duitse Rijk en als voornaamste doel had exploitatie en nazificatie. De reactie van de plaatselijke bevolking hierop was afhankelijk van de intensiteit waarop de bezetter deze doorvoerden. Het actieve verzet moest de eerste oorlogsjaren daarom nog wat groeien. 

Hoewel de overgrote meerderheid van de bevolking vanaf mei 1940 afwijzend tegenover de Duitse bezetting stond, was aanvankelijk sprake van berusting en afwachten.  Als de militaire positie van Duitsland na 1942 verslechtert, gaat de bezetter harder optreden. Direct gevolg is dat illegaliteit en verzet dan ook toenemen. Vooral de verplichte arbeidsinzet in 1943 leidt tot organisatie en infrastructuur voor onderduik. Dat de Biesbosch hier al direct als een prachtige uitwijkplaats gezien werd, zal niemand verbazen.

Omdat het ondoenlijk is in dit bestek het aandeel van allen die een rol speelden in dit verzet te belichten, zal ik me beperken tot enkele verzetsdaden en strijders tegen de dan heersende machtshebbers. Uiteraard met enige terughoudendheid. Verzetsactiviteiten gebeurden immers niet in de openbaarheid, maar in het verborgene. Men deed er verstandig aan zo weinig mogelijk op te schrijven en zo weinig mogelijk van elkaars activiteiten te weten.

Zoals ik al eerder aangaf steeg ten gevolge van de Duitse maatregelen in 1943 en de april/mei staking die daarop volgde, het aantal onderduikers explosief. Dit met direct gevolg: een gigantische behoefte aan onderduikadressen, bonkaarten en vervalste papieren. Niet meer het werk voor een goedwillende enkeling, maar voor  een goed georganiseerde organisatie: de L.O. Een landelijke organisatie voor hulp aan vluchtelingen. 

Deze organisatie had overal in het land onderafdelingen. Zo ook in onze voormalige gemeente Made en Drimmelen. Zij moet beide dorpen tijdens de oorlogsperiode aan zo’n 200 onderduikers hulp hebben geboden.  Plaatselijk leiders van deze L.O.-groep te Made waren dokter Gaymans en dominee Van der Wall. Steun ondervonden ze niet alleen van hun eigen gezinsleden, maar ook  van de gemeenteambtenaren Piet van Loon en Cees Smits. Belangrijke medewerkers  om aan bon- en stamkaarten te kunnen komen. Goed kon ook geprofiteerd worden van hun grondige en tijdige  kennis van de Duitse verordeningen en wetten. Meteen konden dan maatregelen getroffen worden deze zo goed mogelijk te ontduiken. Daarnaast bestond een hechte band tussen de verzetsmensen en de wachtmeesters van de  Marechaussee  Arie Buitelaar en Leo Verkaik. 

Natuurlijk konden deze leiders hun verzetswerk niet alleen uitvoeren. Wat hadden ze moeten doen als niet tientallen gezinnen bereid waren geweest vluchtelingen op te nemen? 

Genoemd mag hier bijvoorbeeld worden de familie De Laat die in het buurtschap Oude Kerk, ondanks het gevaar voor verraad en ontdekking,  onderdak bood aan onder andere Jaap Kooperberg. Een Joodse veekoopman uit Geertruidenberg die op 28 augustus 1942 de oproep kreeg zich te melden om te komen werken in een joods werkkamp. Gelukkig herinnerde Jaap zich toen de belofte van de Madese boer Jan de Laat: ” Als de nood aan de man komt, heb ik altijd een onderduikplaats voor je!”. Rondom de Oude Kerk, een landelijk gebied met verspreid staande boerderijen, omgeven door weiland en akkers, smalle zandwegen, houtwallen, slootjes, bosjes en grote bomen, was hij ruim twee jaar veilig en overleefde hij na een spannende en angstige tijd de Holocaust.  

Ook elders in de gemeente vonden Joodse mensen een onderdak. Zo was bijvoorbeeld bij de familie De Bok, wonend in de Herengracht te Drimmelen, de 25-jarige Vera Sanders ondergebracht. Een Joodse vrouw die daar door bemiddeling van dominee Van der Meiden terecht gekomen was. Bij diezelfde dominee zat toen tegelijkertijd, via bemiddeling van dokter Gaymans, een Joodse chirurg uit Assen ondergedoken. 

Duidelijk mag zijn dat zo al heel wat onderlinge contact tussen de illegale strijders bestond. In dit pre-digitale tijdvak werden die contacten hier vaak onderhouden door jonge meisjes die op zo onschuldig mogelijke wijze geheime boodschappen en/of illegale blaadjes rondbrachten. Extra moeilijk omdat verzetsstrijders geregeld van adres moesten wisselen en het werk meestal te voet of per fiets moest plaatsvinden. Overigens waren het niet altijd verzetsstrijders die waarschuwden voor gevaar. Bekend is dat zelfs plaatselijke NSB-aanhangers wel eens dorpsgenoten waarschuwden voor een ophanden zijnde razzia. 

Naarmate de oorlog vorderde, kreeg men ook te maken met hulp die gegeven moest worden aan bemanningsleden van Geallieerde vliegtuigen die op Nederlandse bodem waren geland. Via de Biesboschlijn werden heel wat piloten door vijandelijk gebied geloodst en  daardoor in veiligheid gebracht. Door die Biesbosch liepen geen gebaande wegen en nergens stonden wegwijzers. Onbekenden waren er afhankelijk van hulp en goede wil van direct omwonenden. In dit verband dient daarbij genoemd te worden de veerman van De Mand.  Vanuit zijn café, Het Veerhuis, aan de haven te Drimmelen, zette hij zonder naar achtergronden te vragen heel wat vluchtelingen over de rivier. Ook de verzetsmensen in de Biesbosch wisten dat ze op hem konden rekenen. Met bepaalde voorwerpen aan zijn huis seinde hij hen in voor naderend gevaar. 

Enkele leden van de plaatselijke L.O.-ploeg richtten zich later ook op sabotagedaden. Zo moet er een poging ondernomen zijn de spoorlijn Lage Zwaluwe- ’s-Hertogenbosch onklaar te maken en deed men aan illegale wapenhandel. 

Intensieve contacten onderhield men met een andere nabije verzetsgroep: de Biesboschgroep. Duidelijk mag zijn dat het toen nog vrije getijdegebied een ideaal oord was voor onderduikers en verzet. Een unieke schuilplaats voor ingewijden. Drie aspecten moeten in dit verband worden genoemd: hulp aan onderduikers, de bewaking van Duitse krijgsgevangenen en de crossings die van november 44 tot mei 45 plaatsvonden. 

Op talloze bootjes en arkjes in de Biesbosch zaten honderden ondergedoken studenten, arbeiders, oud-militairen, Joden en gezochte verzetsmensen. Velen moesten voorzien worden van levensmiddelen, kleding, brandstof en noem verder maar op. Een uitgebreid waarschuwingssysteem en de hulp van de Biesboschboeren hebben ervoor gezorgd dat de meesten van hen deze voor hen benauwde tijd goed zijn doorgekomen. 

In de late avond van 5 november 1944 arriveerden in Drimmelen twee schepen met Duitse krijgsgevangenen. Verzetsmensen uit de Biesbosch leverden daar 76 gevangen genomen vijanden over aan de Geallieerden. 

Het werk van de verzetsmensen zat er daarmee nog niet op. In de winter van 44/45 zorgden zij voor  een belangrijke vorm van communicatie tussen bezet Nederland en de bevrijde gebieden. Dankzij de Biesboschcrossers zijn heel wat kaarten, tekeningen, maar ook medicijnen en personen overgebracht. Extra gevaarlijk omdat sinds november 1944 de hele Biesbosch door Duitse soldaten werd bezet en er daardoor sprake was van een direct frontgebied. Hoe gevaarlijk dit was, leert ons bijvoorbeeld het verhaal van Tijs Peele die op 13 januari 1945 ’s avonds om acht uur  samen met Piet van der Hoek vanuit het Veerhuis te Drimmelen een tocht naar Werkendam ondernam. Onderweg worden ze, na eerst beschoten te zijn, gevangen genomen en na vele verhoren naar kamp Amersfoort gebracht. Slechts door een klein wonder wisten ze hieruit te ontsnappen en de oorlog daardoor te overleven. 

Tijdens een bijeenkomst in 1982 te Werkendam ontvingen dokter Gaymans en zijn echtgenote uit handen van prinses Margriet het Verzetsherdenkingskruis. Zoals zoveel andere verzetsmensen tekende het de instelling van dokter Gaymans dat hij verder geen woord wilde reppen over deze periode. 

Toch is het waard de plaatselijke verzetsstrijders  in herinnering te houden en hen daarmee nogmaals de waardering te bezorgen die zij verdienen. 

Vrijheid nu belangrijker dan ooit !!



Heemkundekring Made en Drimmelen
www.heemkundekring-made-en-drimmelen.nl


Persoonlijke verhalen over vrijheid en bevrijding zullen gepubliceerd worden in weekblad 't Carillon.